Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de huisgezinnen [51]der schrijvers, die te Jabes woonden, de Tirathieten, de Simeathieten, de Suchathieten; dezen zijn de [52]Kenieten, die gekomen zijn van [53]Hammath, den vader van het huis van [54]Rechab. 51. Deze schrijvers waren afkomstig van Jethro, den schoonvader van Mozes, en zij woonden als vreemdelingen onder het volk Gods. En opdat zij ook enigen dienst het volk Gods deden, zo waren zij gesteld tot schrijvers, dat is, als publieke notarissen, die contracten en dergelijke acten stelden en daarvan boek hielden. Zij worden hier verhaald, omdat zij onder den stam van Juda woonden. Zie Richt.1:16. 52. Dat is, de nakomelingen van Jethro, Richt.1:16. 53. Deze Hamath schijnt geweest te zijn een van de voornaamsten onder de Kenieten, en een vader der Rechabieten, die hun woning in den stam van Juda genomen hadden. Zie Jer.35:2. En worden alzo deze Kenieten onderscheiden van de Kenieten, die van Theber afkomstig waren en hadden hun woning genomen bij Kedes in den stam van Nafthali of van Manasse. Zie Richt.4:11. 54. Van Rechab of de Rechabieten, zie Jer.35:2.